Albert Faber

Voornaam: Albert
Achternaam: Faber
Begraafplaats: Huizumer begraafplaats Leeuwarden
Geboortedatum: 10-09-1907
Geboorteplaats: Huizum
Woonplaats: Austerlitz
Overlijdensdatum: 17-12-1944
Overlijdensplaats: Diemen

Albert Faber was de zoon van Boele Faber (28 juni 1857 Bergum) en Antje Veenstra (26 juni 1875 – 25 mei 1954). Huwde met Jeltje Halbesma. Nederlands Hervormd.

Tijdens de mobilisatie van 1939/1940 deed Albert Faber dienst als Rode Kruis soldaat. Hij was in militaire dienst en studeerde voor militair arts op vliegveld Ypenburg. Na het bombardement van Rotterdam, in mei 1940, heeft hij met gevaar voor eigen leven verschillende gewonden van Rotterdam naar Den Haag gebracht. Omdat zijn vrachtauto door de Duitsers werd beschoten durfde niemand na de eerste rit nog met hem mee te rijden, maar dat belette hem niet om de rit nog diverse malen in zijn eentje te maken.

Na de capitulatie van het Nederlandse leger in mei 1940 verrichtte hij op verzoek van een aantal Nederlandse landmachtofficieren spionage. Op hun verzoek trad Faber in dienst van de Duitse Wehrmacht. Hij was chauffeur en tolk (Frans-Duits).

Dat leverde hem veel kritiek op van zijn omgeving, maar Faber verdroeg de spot en minachting, want als transportleider van konvooien en munitietransporten kon hij door middel van een gratis aangeboden kleinbeeldcamera in Frankrijk foto’s maken van allerlei militaire objecten. Hij reisde ook door België en Polen en was onthuts van het lot dat krijgsgevangenen en Joden hadden. Tijdens een reis naar Warschau slaagde hij er in om in het joodse getto afbeeldingen te maken van door de Duitsers gepleegde wreedheden. Via een contactadres werd dit materiaal naar Engeland verzonden.

Hij was tevens verantwoordelijk voor het laten ontsporen van minstens twintig treinen en de aanval op diverse konvooien. Tengevolge van een geallieerde luchtaanval in Frankrijk raakte Faber ernstig gewond en keerde hij huiswaarts met ziekteverlof. In zijn huis bood hij onderdak aan de gedeserteerde Duitse militair Richard Hermann.

Omdat Faber voorzichtig, zwijgzaam en trouw was bleven zijn daden lang onopgemerkt door de Duitsers. Toch werd hij samen met de Duitse militair Richard Hermann en groentenhandelaar Pieter Wagensveld op
28 november 1944 opgepakt. Ze werden ervan verdacht dat ze in een aantal plaatsen in Utrecht onder valse voorwendsels vee hadden gevorderd, dat hadden geslacht en het vlees ervan hadden verkocht.
Faber werd mede opgepakt, omdat hij onderdak had geboden aan een Duitse deserteur.

Via Woudenberg is hij eerst naar de Kriegswehrmacht-gefängnis aan de Gansstraat in Utrecht en daarna naar het huis van bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam overgebracht. Samen met Wagensveld en drie anderen werd Faber gefusilleerd bij de Vinkenbrug langs de spoordijk Amsterdam – Weesp bij Diemen, waar het verzet een aanslag had gepleegd.

Zijn stoffelijk overschot werd na de oorlog in grafkuil E in de duinen bij Overveen aangetroffen. Op wens van de familie is Faber niet herbegraven op de Eerebegraaf-plaats te Bloemendaal, maar werd hij eind mei 1946 in Huizum/Leeuwarden herbegraven op de Huizumer-begraafplaats, vak 3A, rij 11, nr. 28.

Later is hij herbegraven op het Nederlands Ereveld Loenen, graf E 1378. De grafsteen van Faber is, op intitiatief van de Stichting Alde Fryske Tsjerken, bewaard gebleven op het kerkhof van Huizum.
Op zijn graf is de toorts van de Stichting Friesland 1940 -1945 geplaatst.

Zijn naam staat op een gedenkteken op de fusilladeplaats.
 
Bronnen:
– Brief van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina, gedateerd 16 october 1946 (geplaatst door Albert Jan Faber op 31 december 2015).

– oorlogsgravenstichting.nl
– wo2slachtoffers.nl