De belofte gestand gedaan.

De Stichting Friesland 1940-1945 is opgericht op 6 mei 1946, maar kent haar oorsprong in de bezettingstijd vanaf het moment dat het verzet de eerste slachtoffers eiste. Het verzet zag het gedurende de oorlog al als hun plicht te zorgen voor nabestaanden van omgekomen verzetslieden.


De oprichters van de Stichting waren:
- de heer L. Bosch
- de heer Y. Eekhof
- de heer F. van der Meer
- de heer S. Schootstra
- de heer A. Tammes


In de statuten van de Stichting werd als doel beschreven ‘het bevorderen van de belangen van nagelaten betrekkingen van hen, die ten gevolge van hun deelname aan het gedurende de tijd van de vijandelijke bezetting in de jaren 1940-1945 in de provincie Friesland gepleegde verzet hun leven hebben verloren en van hen, die door hun deelname aan het vorengenoemde verzet zijn gedupeerd’.  Het bleek al gauw dat de hulp aan gezinsleden van gevallenen en gedupeerden na vijf jaar niet kon ophouden.  

De Stichting Friesland 1940-1945 heeft vanaf de oprichting hulp gegeven aan vier groepen verzorgden: weduwen (en minderjarige kinderen) van gesneuvelde verzetsstrijders, alleen- staande minderjarige wezen van verzetsslachtoffers, invalide verzetsmensen, ouders van omgekomen verzetsdeelnemers of die voor hun ouders kostwinnaars waren. De zorg was zowel materieel als immaterieel
van aard. De materiële hulp bestond uit het verstrekken van een aanvullende uitkering boven op het buitengewoon pensioen van het rijk. Dankzij deze toelage konden de verzorgden terugkeren op het welvaartspeil dat zij hadden genoten voordat de ondergrondse strijd zijn tol had geëist. De Stichting vergoedde in sommige gevallen ook ziekte- en reiskosten, bekostigde de studie van kinderen en verzorgde vakanties aan bijvoorbeeld op Ameland.

De Stichting Friesland is al een flink aantal jaren niet meer verantwoordelijk voor het verstrekken van toelages boven op het buitengewoon pensioen. Het rijk heeft alle verplichtingen aan mensen met een buitengewoon pensioen overgenomen.